De mythe van duurzame palmolie
Ontbossing, mensonwaardige arbeidsomstandigheden, milieuvervuiling en landroof blijven eerder regel dan uitzondering bij de productie van palmolie. Duurzame palmolie blijft dus grotendeels een mythe en de Belgische consument wordt misleid. Als belangrijke importeur moet België dan ook het voortouw in regulering nemen.
Het label ‘duurzame palmolie’ misleidt de consument. Een nieuw rapport van Oxfam, 11.11.11, FIAN, AEFJN, Justice et Paix en CNCD-11.11.11 toont aan dat zelfregulerende initiatieven in de palmoliesector er niet in slagen echt verandering te brengen in de desastreuze gevolgen die de productie van palmolie met zich meebrengt. De ngo’s vragen Europese regelgeving om het probleem aan te pakken.
Palmolie is vandaag de meest gebruikte plantaardige olie en is alomtegenwoordig in de producten die je in de winkelrekken vindt. De industriële teeltwijze leidt onder meer tot tropische ontbossing en vuurt op die manier klimaatverandering aan. Het dominante productiemodel gaat ook gepaard met ernstige vormen van uitbuiting en landroof.
België speelt een grote rol in de palmoliehandel want is de vijfde grootste importeur en de op één na grootste importeur per inwoner in Europa. De Belg gebruikt gemiddeld 40 liter palmolie per jaar verwerkt in onder meer kant-en-klare maaltijden, chocopasta, koekjes, chips, cosmetica, maar ook biobrandstoffen.
Vrijwillige initiatieven voldoen niet
Omdat de consument zich meer en meer bewust is van deze problemen, riep de sector verschillende vrijwillige initiatieven in het leven op de problemen aan te pakken. Het belangrijkste initiatief is de Roundtable on Sustainale Palm Oil (RSPO). In België organiseerde de sector zich vanaf 2012 dan weer in de Belgian Alliance Sustainable Palm Oil (BASP). De alliantie berichtte in 2015 dat de doelstelling om enkel duurzame (opgevat als RSPO-gecertificeerde) palmolie te gebruiken door haar leden werd behaald.
Die positieve berichtgeving wekt de indruk dat alles onder controle is. In realiteit slagen de initiatieven er onvoldoende in om de gekende problemen aan te pakken. Zo gaan de RSPO-criteria (o.m. rond ontbossing) niet ver genoeg, is er te weinig onafhankelijke controle en is er een gebrek aan sanctionering. Daarnaast is het certificeringsmechanisme onvoldoende aangepast aan de realiteit van kleine producenten: het proces om certificering te verkrijgen vraagt kostbare middelen en de criteria zijn vaak niet meteen haalbaar voor kleine producenten. Zo riskeren zij uitgesloten te worden van de globale markt. Het grote aantal types van RSPO-certificering maakt het ten slotte zeer ingewikkeld en allesbehalve transparant voor de consument.
Ook de BASP kan niet garanderen dat de Belgische palmoliesector echt een omslag maakt. De alliantie omvat enkel de voedingsfederaties en negen bedrijven uit de voedingsindustrie. Heel wat belangrijke actoren ontbreken, zoals de sectoren van cosmetica en biobrandstoffen maar ook de horeca en groothandel. De voedingsfederatie slaagt er bovendien niet in om zijn leden de gedane engagementen te doen naleven, zo blijkt. Een steekproef toonde aan dat verschillende bedrijven die onder de federaties vallen toch nog niet-gecertificeerde palmolie gebruiken.
Palmolie is niet de boosdoener
Het is dus misleidend om te spreken van duurzame palmolie wanneer op het terrein sprake blijft van grote problemen, ook bij bedrijven die zijn aangesloten bij de RSPO of BASP. De consument kan niet weten of de palmolie in zijn of haar product écht duurzaam geproduceerd is.
Toch is het ook van belang om het gebruik van palmolie niet te diaboliseren. Palmolie kent ook heel wat positieve eigenschappen. Bovendien schept de teelt van oliepalm heel wat ontwikkelingsopportuniteiten voor kleinschalige landbouwers. Dat is tevens ook de reden dat Oxfam-wereldwinkels palmolie in een aantal producten blijft gebruiken, maar dan steeds in een zo duurzaam mogelijke vorm. Palmolie is dus niet de boosdoener, wel de manier waarop de meeste olie vandaag geproduceerd wordt en de daaraan verbonden destructieve effecten.

Het komt er dus op aan om op zoek te gaan naar een productiemodel dat de voordelen van palmolie optimaal benut maar tegelijkertijd ook de nadelen minimaliseert. Eerst en vooral door de strijd tegen ontbossing en de mensenrechtenschendingen op te drijven. De huidige vrijwillige initiatieven slagen er echter onvoldoende in om die doelstelling te bereiken, zo blijkt.
Nood aan regelgeving
De ngo’s vragen België en Europa daarom om zo snel mogelijk actie te ondernemen en de palmoliesector te reguleren. Dat betekent concreet dat er een uniform en publiek gecontroleerd certificeringsmechanisme moet komen met eigen geloofwaardige criteria die waarborgen dat de in de Unie ingevoerde palmolie niet heeft bijgedragen tot ontbossing, of verwoesting van andere kostbare ecosystemen en geen aanleiding gaf tot economische, sociale of ecologische problemen of conflicten. Het regelgevend kader zou ook transparantie en traceerbaarheid van de ingevoerde palmolie moeten garanderen tot op plantageniveau of minstens tot op niveau van de persinstallatie. Enkel op die manier kan niet-duurzame palmolie uitgesloten worden van de Europese markt. Ook het Europees Parlement vroeg in het najaar van 2017 om werk te maken van een dergelijk publiek gecontroleerd certificeringssysteem.
Door niet in te grijpen dragen de Europese Unie en België bij tot tropische ontbossing en aan mensenrechtenschendingen in productielanden. Dit kan enkel aangepakt worden door de sector beter te reguleren. België moet als belangrijke speler in de EU het voortouw nemen.
Het volledige rapport en een brochure die de thematiek samenvat vind je op de website van 11.