Oxfam-Wereldwinkels ondertekent Belgisch SDG-charter
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen samen uitdragen en waarmaken. Dat is de ambitie van de ondernemingen, middenveldorganisaties en vertegenwoordigers van de publieke sector die het Belgisch SDG Charter voor Internationale Ontwikkeling ondertekenen. Het Belgisch SDG Charter komt er onder impuls van vicepremier en minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo. Hij wil de brug slaan tussen internationale ontwikkeling, de privésector en het maatschappelijk middenveld.
Het betreft een ambitieuze agenda waar we als Oxfam-Wereldwinkels mee onze schouders onderzetten. We willen beklemtonen dat we de uitdagingen waar de agenda ons voor stelt ernstig nemen en we meer dan bereid zijn engagementen op te nemen in het behalen van de doelstellingen. Daarom besloten we ook het Belgische SDG-charter mee te ondertekenen. Bedoeling van het charter is dat Belgische bedrijven, ontwikkelingsactoren uit het middenveld en de publieke sector elkaar wederzijds versterken ten bate van een duurzame economische inclusieve groei en ontwikkeling, zowel in België als in het buitenland. Een brug slaan tussen internationale ontwikkeling en de privésector en de kracht aantonen van samenwerking is daarbij expliciet het aandachtspunt van minister De Croo.

Toch willen we ook een aantal belangrijke bedenkingen formuleren bij de ondertekening en het charter zelf:
- Ondernemingen worden impliciet naar voor geschoven als leidende actor. Het gevaar bestaat dat er teveel en voornamelijk de nadruk gelegd wordt op de rol van de privésector in het behalen van de doelstellingen. Wij zijn van mening dat ondernemingen of vrijwillige partnerschappen tussen ondernemingen, de overheid en het middenveld niet in de plaats kunnen treden van doordacht beleid. Het uitstippelen van een coherent beleidskader, het scheppen van een faciliterende omgeving en het opstellen van een realistische tijdslijn in het behalen van de doelstellingen, blijft daarbij nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de regering (en daarbij dient benadrukt te worden: van de héle regering – niet slechts één of enkele vakministers). Dit om vrijblijvendheid te voorkomen.
- Het Charter legt de nadruk op vrijwillige partnerschappen, terwijl voor ons dergelijke samenwerkingsverbanden slechts één instrument vormen in een veel bredere gereedschapskist. De nadruk die nu gelegd wordt op vrijwillige partnerschappen mag de aandacht niet wegleiden van andere, meer klassieke instrumenten van ontwikkelingsbeleid. Er moet inderdaad ruimte zijn voor overheden, ondernemingen en ngo’s om gezamenlijk aan de slag te gaan rond de SDG’s maar de rol van het middenveld mag geenszins herleid worden tot een go-between tussen overheid en privésector. De rol die ngo’s te vervullen hebben als waakhond en zweeppartij is minstens even belangrijk in de uitvoering van de SDG-agenda en mag in geen geval veronachtzaamd worden door de kaart van de vrijwillige partnerschappen te trekken.
- Het Charter moet een begin zijn, geen eindpunt in het betrekken van het middenveld bij het behalen van de SDG’s. De participatie van het middenveld in de uitvoering van de globale duurzaamheidsagenda mag daarom niet beperkt blijven tot het ondertekenen van het Charter. De regering moet het middenveld ook op andere manieren blijven betrekken bij het opstellen en uitvoeren van het beleid (bijvoorbeeld via de FRDO of de Federale raad voor Duurzame Ontwikkeling).
Deze bedenkingen zullen dan ook onze leidraad vormen in onze aanhoudende evaluatie van de concretisering van het Charter.